II. Nijverheid. A. Fab'rieks- en ambachtsnijverheid. De fabrieken, met de in gebruik zijnde stoomwerktuigen zijn vermeld in het hiervoor opgenomen verslag der kamer van koophandel en fabrieken te Breda. Oprichting van kamers van arbeid te Breda, krachtens de wet van den 2den Mei 1897 (Staatsblad N°. 141). In ons vorig verslag vermeldden wij, dat bij de koninklijke besluiten van 80 September 1899, N°3 29 en 30, de oprichting te Breda werd vastgesteld van twee kamers van arbeid, zich uitstrekkende over de gemeenten Breda, ïeteringen, Ginneken en l'rinsenhageen wel de eene voor de bouwbedrijven en de andere voor de voedings- en genotmiddelen. Werd toen in de maand December, overeenkomstig de artt. 10, 11 en 12 van het kiesreglement voor de kamers van arbeid, met de werkzaamheden te Breda een aanvang gemaaktin 1900 had de eerste verkiezing van leden-patroons en leden- werklieden plaats. De verkiezing van leden-werklieden in beide kamers leverde weinig moeielijkheden op, doch die voor loden-/ atroons gaf in heide kamers, ten gevolge van het telkens m'rf-aannemen der benoeming door verschillende gekozenen, en ook doordat één gekozene niet kon worden toegelaten, aanleiding tot her haalde stemmingen en herstemmingen. Het slot was dat slechts ééne kamer, namelijk die voor de bouwbedrijven, in 1900 kon worden in werking gebracht. De andere, n.l. die voor de voedings- en genotmiddelen, kwam slechts ten deele tot stand, ten gevolge van een niet-voldoend getal leden-patroons. Het volgend staatje geeft een overzicht van den toestand op 31 December 1900.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 543