55
In uwe reeds bovengenoemde vergadering van 24 Maart
1900 dienden wij een tweede rapport in, waarin het onderwerp
nader breedvoerig werd besproken en in overweging werd ge
geven onder nader te bepalen voorwaarden
a. de gevraagde concessie voor een electrischen tramweg aan
de heeren Beversen en A an Heurn te verleenen
b. te besluiten
1°. aan den heer ])e Bruijne concessie te verleenen voor
den aanleg en de exploitatie van een paardentramweg
van den nieuwen boulevard tot het A an Coothplein
2°. aan den adressant te kennen te geven, dat voor het
overige gedeelte van zijne aanvrage, om technische re
denen, geen concessie kan worden verleend.
Xadat door II kennis was genomen van dit rapport, deelde de
voorzitter mede, dat alsnog was ingekomen een adres van den
heer De Bruijne, waarin deze te kennen gaf, dat voor het ge
val bij den raad bezwaar mocht bestaan, om de concessie te
verleenen op wegen door de gemeente, volgens de primitief
aangegeven route, hij volgaarne genegen was die route te wij
zigen en eene concessie te aanvaarden langs door hem nieuw
aangeduide wegen. Op voorstel des voorzitters werd allereerst
besloten
aan de heeren NJ. Beversen en Jvan Heurn te s-Graven-
hac/e de gevraagde concessie te verleenen voor den aanleg en de
exploitatie van een electrischen tram van het station Breda in de
richting naar Ginneken met een zijtak naar Tilburg.
Vervolgens kwam het tweede punt aan de orde, namelijk
om aan den heer E. de Bruijne te Ginneken de gevraagde con
cessie voor een paardentram te verleenen vanaf den boulevard
BredaMastboseh tot aan het Yan Coothplein.
Deze concessie werdna eemge beraadslaging, verleend met 17
tegen 2 stemmen.