56 Daarna kwam aan rle orde liet voorstel van burgemeester en wethouders, 0111 aan den heer De Bruijne te kennen te geven, dat aan het overige gedeelte van zijn verzoek 0111 technische redenen niet kon worden voldaan. Dit voorstel werd aangehouden, in verband met de route- wijziging door den heer De Bruijne aangegeven. Het kwam in behandeling in uwe zitting van 21 April 1900, in welke zitting tevens werd overgelegd een door one aan U gericht schrijven, waarin de zaak zelve en de daaraan verbon den moeielijkheden werden gepreciseerd. Een uitvoerige beraadslaging ontspon zicli over het belang rijke en zeer ingewikkelde vraagstuk, dat ten slotte, bij meer derheid van stemmen (10 tegen 8), in dien zin werd opgelost, dat aan den heer De Bruijne, onder nader vast te stellen voor waarden, concessie werd verleend tot den aanleg en de exploitatie van een paardentramweg van af het Van Coothplein door de Ginneksnstraat, Eindstrdat, Karrestraat, Torenstraat, Haver markt, Vischmarhtsfraat, Zoutstraat, Gasstraat, Nieuwe Prin senkade, Spoorstraat tot aan het station. Overeenkomstig ons voorstel werd, in verband met het ver- leenen dezer concessie aan den heer De Bruijne, op de voorom schreven adressen van den heer Kuijtenbrouwer, afwijzend be schikt. Er bleven nu nog over de aan de concessie te verbinden voor waarden. Een ontwerp daarvan werd U aangeboden in uwe zit ting van den 19 Mei 1900. De heer TVïtsenborg deed al dadelijk het gemotiveerd voor stel, om in de voorwaarden de bepaling op te nemen, dat de concessionaris zal gehouden zijn jaarlijks aan de gemeente te betalen eene recognitie van f 1000. Dit voorstel werd, op verschillende gronden, bestreden door

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 73