57
de heeren Teychiné, Mr. van Dam, Rombouts en Mr. Ingen-
Housz. Ten slotte in stemming gebracht, werd het verworpen
met 15 tegen 3 stemmen.
Daarna stelde de heer Scheltns voor, de eerste en tweede zin
snede van art. 26 te doen luiden als volgt
„De concessionaris is verplicht te gedoogen, dat de door hem
„aan te leggen wegen en rails, waarover zijn dienst zal plaats
„hebben, zoowel voor een gedeelte als in hunne gcheele uitgestrckt-
„heid, op besluit van burgemeester en wethouders, mede door
„andere tramwegmaatschappijen worden gebruikt.
„De alsdan aan den concessionaris door die andere maat-
.schappij, wegens dat medegebruik, te betalen schadeloosstelling
„wordt door burgemeester en wethouders, na verhoor van bestuur-
„ders der betrokken maatschappijenvastgesteld, waarbij in aan-
„merking komen aanlegkosten van wegen en werken, vergoeding
„wegens verlies door het medegebruik, enz.''
Vervolgens gaf de heer Yerseluaage in overweging, aan (1e
voorwaarden nog toe te voegen een nieuw artikel 32, de strek
king hebbende om de gemeente te vrijwaren tegen alle kosten, die
door verschil van opvatting der beide maatschappijen zouden
kunnen ontstaan en waarin de gemeente betrokken zou kunnen
worden.
De voorzitter, gehoord de beraadslagingen, stelde voor, de
verdere behandeling der concessie-voorwaarden aan te houden
tot eene volgende vergadering, en verzocht den heer Ver-
schraage, inmiddels diens voorstel schriftelijk in te dienen.
De zaak werd daarop verdaagd.
Zij kwam weer aan de orde in uwe zitting van 7 Juli 1900,
toen wij de eer hadden TI, ten aanzien der voorgestelde amen
dementen, ons praeadvies te doen kennen.
De heer Verschraage had ons doen weten, dat hij diens
amendement introk. Er bleven derhalve enkel ter behandeling
over de amendementen van den heer Scheltus.