58 Dienaangaande berichtten wij 17 het volgende „Eene afzonderlijke vergadering hebben wij gewijd aan de. „overweging dezer voorstellen. „Een der leden van ons college, de geachte voorsteller zelf, „ontvouwde breedvoerig de redenen, die hem geleid hadden „tot het indienen der onderwerpelijke voorstellen. In hoofd taak wensclite hij de bepaling, vervat in art. 26, alinea 1, zóó „duidelijk te- stellen, dat, bij eventueele toepassing daarvan, „elke gissing, wat zou kunnen bedoeld worden - zooals zich „nu voordoet met de uitlegging van art. 20, alinea 1, in de „concessie-voorwaarden der (ïinnekensche tramwegmaatscliap- „pij zou zijn uitgesloten. „Door het voorstel ten aanzien van art. 20, alinea 2, beoogde „de voorsteller ook in aanmerking te brengen vergoeding we- „gens verlies door het medegebruik der lijn, wat door hem niet „meer dan billijk geoordeeld werd. Ook dit wensclite de voor tteller duidelijk omschreven te zien. „Tegen deze beschouwingen werd eenparig door de drie ove rige leden van ons college aangevoerd, dat is voorgesteld om „den termijn der concessie-De Bruijne te doen alloopen tegelijk „met den termijn der (ïinnekensche concessie, d. i. 01 Decem- „ber 1910, ten einde later gelijkelijk alle zulke regelingen en „wijzigingen te kunnen maken, als naar de omstandigheden „zouden blijken dienstig te zijn, en dat, met dit doel voor „oogen, het rationeel voorkwam, de voorwaarden, te verbinden „aan de concessie-De Bruijne, te bouwen op denzelfden grond- „slag als de bestaande voor de (ïinnekensche traniwegmaat- „schappij. Voorts betoogden dezelfde leden, dat de bepaling, „vervat in alinea 2, samenhangt met die in al. 1 van art. 20, „zoodat vergoeding wegens verlies door het medegebruik der „lijn ook niet in de voorwaarden der concessie-De Bruijne „diende te worden opgenomen. „Overeenstemming van gevoelen kon echter niet worden

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 75