61 notulen van 13 Januari 1900). Daartegen bestond bij IJ geen bezwaar, doch de uitvoering van de voorwaarden der concessie werd beperkt tot uiterlijk 27 Juli 1900. (Zie raadsnotulen van 3 Februari 1900). Die datum ging voorbij, zonder verder van liet plan van aanleg iets meer te vernemen, zoodat de ten deze verleende concessie vervallen is. De stand \an uitvoering der concessie-De Bruijne was op 31 December 1900 de volgende: Art. 27 der aan die concessie verbonden voorwaarden luidt „De concessionaris is verplicht te gedoogen, dat de wegen, „de rails, waarover zijn dienst plaats heeft, volgens besluit van „burgemeester en wethouders, mede door andere tramweg- maatschappijen worden gebruikt. ..Dit gemeenschappelijk gebruik heeft plaats overeenkomstig „bepalingen door burgemeester en wethouders te stellen, na „verhoor van bestuurders der betrokken maatschappijen en te- „gen schadeloosstelling van den eersten concessionaris Ernest „de Bruijne te Grinneken. „De uitvoering van werken, noodzakelijk voor den gemeen- „schappelijken dienst, wordt door bestuurders der betrokken „maatschappijen, onder goedkeuring van burgemeester en wet houders, geregeld. „Indien het deswege te houden overleg niet binnen den door „burgemeester en wethouders te bepalen tijd tot overeenstenr- „rning heeft geleid, worden die bepalingen, na verhoor der be langhebbenden, door dit college vastgesteld. „De schadeloosstelling, in dit artikel bedoeld, wordt, bij „gebreke van minnelijke schikking, door burgemeester en wet houders bepaald." Xaar aanleiding van de vierde zinsnede van dit artikel, werd door ons bepaald, dat het door belanghebbenden te houden overleg moest zijn afgeloopen op den 15n Januari 1901.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 78