Art. 9. Art. 10. Art. 11. Art. 12. 74 De wedden, die bij liet in werking treden dezer verordening liooger mochten zijn dan die volgens bovenstaande bepalingen, ondergaan geen vermindering. Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1901. Bij het in werking treden dezer verordening heeft voor 't eerst de in art. 2 bedoelde aanwijzing der plaatsvervangers van de hoofden van scholen plaats. Alle vorige op dit stuk bestaande verordeningen worden bij het in werking treden dezer verordening ingetrokken. Goedgekeurd bij besluit van gedeputeerde staten in Xoord- Brabant van 20 December 1900, G Xo. 93. VI. In aansluiting met het vermelde in ons verslag over 1899, DG becndGTGD- bergplaats aan (blz. 119122 en blz. 196), relateeren wij hier, ter zake i. m. de Zoutstraat i i en genoemd, het volgende "tingen'vanh" uwe vergadering van den 7. Juli 1900 legden wij U over dien aard. het ontwerp eener verordening ter uitvoering van art. 4 sub 2 der wet van 2 Juni 1875, Stbl. No. 95 (Hinderwet) en deden dit ontwerp vergezeld gaan van de volgende memorie van toe lichting „Bij burgemeester en wethouders kwamen drie verzoek-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1900 | | pagina 91