94
20 APRIL 1901.
xxix. Het onderwerp, ter zijde vermeld, heeft reeds eene belang-
Het onlworpen
scheepvaart- rijke geschiedenis, zooals m voorgaande gemeenteverslagen te
kanaal van de lp„pn
Z Willemsvaart leZen 1S-
naar den Amer, Thans kwam in uwe vergadering van den 20. April 1901
met zijtak naar
Breda. ter tafel een adres van industrieelen, handelaren en verdere
belanghebbenden bij de totstandkoming van het ontworpen
scheepvaartkanaal, waarin op daarbij aangevoerde gronden
verzocht werd, de voorwaardelijk verleende bijdrage van
/"100 000,— te handhaven, met opoffering van de destijds
bedongen vijfde voorwaarde, luidende „dat, wanneer het
„water in de rivier „de Mark" tot op 18 c.M. A P. volgens
„de peilschaal aan de Tolbrug te Breda is gedaald, water
„langs het kanaal moet worden ingezet, buiten kosten der
„gemeente."
In verband met deze zaak werd tevens mededeeling gedaan
van een adres van het hoofdbestuur der schippersvereeniging
„Schuttevaer", gevestigd te Amsterdam, instemming betuigende
met het verzoek in bovengenoemd adres vervat en tevens
wijzende op de voordeelen, welke voor de binnenscheepvaart
en de schippers aan de totstandkoming van het kanaal
verbonden zijn.
Bij deze adressen was mede gevoegd een schrijven van de
commissie voor het scheepvaartkanaal alhier, houdende mede
deeling dat zij zich vereenigde met den inhoud van boven
gemeld adres, met uitzondering van het lid, den heer Staal,
die wenschte het quaestieuze punt 5 te handhaven.
De heer Staal verklaarde al dadelijk, dat hij zich met de
opheffing der vijfde voorwaarde niet kon vereenigen. Uit
voerig betoogde spreker, dat de vrachtcijfers, in het adres
vermeld, onjuist warendat de schippers niet veelvuldig van
het nieuwe kanaal zuilen gebruik maken, maar zij eerder
den waterweg langs de Roode Vaart zullen kiezen en dat