96 De heer Van Mierlo vroeg, of het niet mogelijk en weü- schelijk zou zijn, bij het loslaten der vijfde voorwaarde, tevens het verzoek te doen, om zooveel mogelijk op de be langen der waterverversching te letten. Als antwoord op die vraag gaf de voorzitter te kennen, dat dit punt veilig aan de prudentie der regeering kon worden overgelaten, na al hetgeen daaraan reeds was voorafgegaan. Het verzoek van adressanten werd alsnu in stemming gebracht en ingewilligd met 14 tegen 4 stemmen. Daarvan was het gevolg dat wij den minister kennisgaven, dat de subsidie gehandhaafd bleef, met opoffering van de vroeger bedongen vijfde voorwaarde. In uwe zitting van den 20. Juli 1901 kwam daarop een schrijven ter tafel van de gedeputeerde staten dezer provincie, wat aanleiding gaf dat door U werd vastgesteld het volgende in ontwerp ontvangen besluit: ,,De raad der gemeente Breda, ,,In zijne openbare vergadering van 20 Juli 1901 „Overwegende, dat de minister van waterstaat, handel en nij verheid zicli bereid heeft verklaard den aanleg voor rekening van „het rijk te bevorderen van een scheepvaartkanaal van de Zuid- Willemsvaart over Tilburg naar den Amer, mits de provincie „Noord-Brabant zich tegenover het rijk aansprakelijk stelle voor „de voldoening der toegezegde bijdragen van de gemeenten en voor „den kosteloozen afstand van de voor den aanleg van het kanaal „benoodigde gemeentegronden „Overwegende, dat door de provincie in de kosten van aanleg „van het kanaal eene bijdrage is verleend van één millioen gulden „Overwegende, dat de tot standkoming van dit werk zal strekken „tot bevordering van de belangen dezer gemeente „Heeft besloten a. „Uit de gemeentekas te verleenen eene bijdrage van een hon- „derd duizend gulden in de kosten van aanleg van een scheep-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1901 | | pagina 116