10 3 „Wij hebben alzoo de eer U in overweging te geven aan adres sant te berichten, dat aan zijn verzoek niet kan worden voldaan." Dienovereenkomstig werd door U besloten. Ten aanzien van de al of niet voldoende ruimte der voor bedoelde speelplaats, waarover wij U nader hadden in te lichtenwonnen wij het gevoelen in van de plaatselijke schoolcommissie. Deze bleek van oordeel, dat de speelplaats te klein was. Verder gevolg had de zaak in 1901 niet. 20 JULI 1901. xxxvi. j)e betrekking van stadsomroeper was eene onbezoldigde stadsomroeper. Opheffiag dier en dientengevolge bleef zij in het gemeentelijk administratief betrekking, keheer ^na gebeei op den achtergrond. Wat de gemeente, bij bekkenslag, had te doen bekend maken, dit moest de titularis kosteloos doen, doch wat hij als omroeper verrichtte voor particulieren, daarvoor mocht hij de door het plaatselijk gezag bij tarief vastgestelde vergoeding in rekening brengen. De laatst benoemde stads-omroepereertijds officieel als belleman aangeduid, was Mathijs de Glas. Deze man, in dienst van 7. Juni 1858 af, had alzoo in 1898 een diensttijd van veertig jaren. Sinds dien tijd bekwam hij, op zijn verzoek, eene jaarlijksche gratificatie van honderd gulden, totdat hij, wegens zijn hoogen leeftijd (83 jaren), eervol ontslag ver zocht, met behoud van voormelde gratificatiewelke hem, bij het verleenen van het gevraagde eervol ontslag, werd toege kend tot aan zijn dood. De betrekking van stads-omroeper was reeds sinds vele jaren voor den gemeentelijken dienst eene sinecure. De officieele bekendmakingen geschiedden door middel van de plaatselijke nieuwsbladen en door aanplakking. En dienzelfden weg betraden ook de particulieren, zoodat de traditioneele bekkenslag van den omroeper in de laatste jaren weinig meer gehoord werd en dan nog meerendeels slechts op verzoek

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1901 | | pagina 123