n i
Dit mogen burgemeester en wethouders in het oog gehad
hebben hernam de heer Teychiné maar in den raad
heeft dit nooit een onderwerp van bespreking uitgemaakt.
De voorzitter meende, dat dit lag opgesloten in de bepaling
omtrent de periodieke verhoogingen om de twee jaar.
Daarop werd het voorstel van den heer Teychiné in stem
ming gebracht en aangenomen met 15 tegen 4 stemmen.
Naar aanleiding van de gewijzigde wet op het lager onder
wijs, werd U in uwe vergadering van den 28. December 1901
aangeboden eene ontwerp-verordening tot regeling der jaar
wedden van de onderwijzers en onderwijzeressen bij het,
openbaar lager onderwijs in deze gemeente, vergezeld van
het daaromtrent ingewonnen advies van de plaatselijke school
commissie, eene memorie van toelichting en een staat van
de toen in functie zijnde onderwijzers, hun diensttijd en
hunne bezoldiging.
Was omtrent punt A, bedoeld in het bovenomschreven
adres van onderwijzers en onderwijzeressen (tegemoetkoming
in de huishuur ten behoeve van gehuwde onderwijzers) reeds
eene beslissing genomen: punt B moest thans geregeld
worden in de verordening. De vraag dan ook, of alle dienst
jaren, zoowel huiten als in de gemeente doorgebracht, bij het
vaststellen der verhoogingen in rekening zouden worden ^ge
bracht, beheerschte het debat, waaraan deelnamen de heeren
Bloemarts, Jacoby, Rombouts, Sassen, Verschraage en de
voorzitter. De heer Bloemarts wenschte namelijk in art. 2
te laten vervallen de woorden „in de gemeente Breda". Het
kwam spreker voor, dat geen onderscheid moest worden
gemaakt tusschen dienstjaren in of buiten de gemeente. De
beraadslagingen leidden ertoe, dat het voorstel van den heer
Bloemarts werd in stemming gebracht, doch het werd ver
worpen met 11 tegen 8 stemmen.
Na verdere artikelsgewijze behandeling der verordening