154 Intrekking eener vergunning. Bij ons besluit van den 1. Augustus 1901 werd de vergunning, ver leend aan G. L. tot den verkoop van sterken drank in het klein in het benedenlokaal van het perceel aan de Keizerstraat n°. 1, op grond van art. 9 sub 1, in verband met art. 3 sub b der drankwet, ingetrokken. L. was de huurder van het perceelen wel poogde nu de eigenaar ervan, de vergunning in bedoeld perceel te behouden, ook door zich te wenden aan de gedeputeerde staten, doch die poging had, met het oog op de wet en in verband met de bestaande omstandigheden, niet voor dien eigenaar het gewenscht gevolg. Aanvragen om teruggave van betaald vergunningsrecht. Ten aanzien van dit punt meenen wij U te mogen verwijzen naar hoofdstuk III, Letter E, no. XXXI, bldz. 98. Geschil over dubbel verleende vergunningen. Bij schrijven van de gedeputeerde staten dezer provincie van den 9. Mei 1901, G, no. 88, ontvingen wij om bericht en raad een adres van A. Schulz, met betrekking tot de aan hem en de Aachener Ex- portbier-Brauerei Actien-Gesellschaft te Valkenberg, Limburg, ver leende vergunning. Wij schreven daarop o.a. het volgende „In de benedenlokalen van het perceel, Stationsweg 15, heeft A. „Schulz vergunning tot den verkoop van sterken drank in het klein, „en deze vergunning werd door hem, door betaling van het recht, verlengd van 1 Mei 1901 tot 30 April 1902. „Ook de Aachener Exportbier-Brauerei Actien-Gesellschaft te Val kenberg, Limburg, vroeg voor dezelfde localiteiten gelijke vergun- „ning, en deze werd door ons verleend bij beschikking van den 29. „April 1901, waarna tijdig het recht betaald werd. „Het geval was door ons getoetst aan art. 3 der drankwet, doch „geen enkele wettelijke grond was aanwezig, om de gevraagde ver dunning te weigeren.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1901 | | pagina 174