VERSLAG van het college van brand meesters over den dienst van 1901. 249 WelEd. Achtb. Heeren. Ingevolge uw schrijven d.d. 2 Januari 1901, hebben wij de eer U ons jaarverslag aan te bieden. Wat de organisatie der brandweer en het materieel betreft zijn deze in den toestand gebleven zooals in ons vorig verslag werd aangeduid, evenwel met deze aanvulling, dat het vooruitzicht tot het verplaatsen van het spuithuis kring II dit jaar verwezenlijkt werd. Hierdoor is in een groot euvel voorzien, daar het materieel in het oude spuithuis tengevolge van den localen toestand veel te lijden had. Door verandering en verbetering in den telefoondienst is onze organisatie nog meer doeltreffend geworden, waartoe ook veel bij gedragen heeft de autorisatie van den heer burgemeester aan den opperbrandmeester, om buiten zijne bijzondere toestemming ook buiten de gemeente hulp te mogen verleenen, en dit wel in het bij zonder met het oog op den boulevard Mastbosch alwaar de ge meentelijke waterleiding aanwezig is. Dit jaar hebben wij nog geen definitief besluit kunnen nemen of het wenschelijk was twee ofwel drie onderbrandmeesters in iederen kring (met uitzondering van kring V) te plaatsen, zoodat dit punt nog steeds in overweging genomen wordt. Ons college hield vier vergaderingen, waarvan eene gecombineerd met de onderbrandmeesters. De oefeningen, welke geregeld gehou den werden, vindt U vermeld op bijgevoegden staat van kosten. Aan de hooischouw namen de navolgende heeren deelIn kring I en III P. de Bont en A. Segers, kring II Ch. Laurijssen en R. Smagghe, kring IV en V G. Leendertz en H. de Pauw Gerlings, ter wijl de inspectie bij kermis en gedurende het jaar bij de tooneel- voorstellingen onder alle leden verdeeld werd. Wat de hooischouw betreft, hebben wij tot ons genoegen kunnen bevinden, dat deze werkelijk nuttig werkte op den algemeeneri toestand, zoodat het ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1901 | | pagina 269