358
In de samenstelling der commissie kwam geen verandering. Het
aftredend lid, de lieer H. Th. van der Grinten, werd door den ge
meenteraad in de vergadering van den 14den December 1901 als lid
der commissie herbenoemd.
In December 1901 bestond de commissie uit de heeren
Ed. H. A. Guljé, burgermeester, voorzitter
H. Th. van der Grinten
G. A. M. Groeneveldt
A. J. A. Verschraage en
Jhi\ mr. G. Six, secretaris.
A. Hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus.
1°. Het personeel der hoogere burgerschool onderging, ten
deele tengevolge van de reeds in het vorig verslag vermelde benoe
mingen, eenige wijzigingen.
De heer dr. J. D. R. Scheffer bleef tot 12 Februari 1901 aan de
school werkzaam als leeraar in de scheikunde en de natuurlijke
historie.
1 Maart 1901 traden de nieuw benoemde leeraren in functie en
trad de heer dr. J. E. Couvée uitsluitend op als leeraar in de natuur
lijke historie. De heer P. G. Tiddens verving dr. Couvée als leeraar
in de natuurkunde en de cosmographie, de heer dr. W. Reinders
verving dr. Scheffer als leeraar in de scheikunde. De heeren Tid
dens en Reinders waren benoemd in de gemeenteraadszitting van
den 29sten December 1900.
Een groot verlies leed de school door het vertrek van den heer
M. G. van Neck, sedert 1 October 1887 leeraar in de Engelsche taal
en letterkunde aan de hoogere burgerschool en het gymnasium.
Aan den heer Van Neck werd wegens zijne benoeming tot leeraar
in de Engelsche taal en letterkunde aan het gymnasium en aan de
hoogere burgerschool met drie jarigen cursus te Utrecht in de ge
meenteraadszitting van den 3den September 1901 eervol ontslag ver
leend, met ingang van 15 November 1901, onder dankbetuiging voor
de vele diensten aan het middelbaar en het hooger onderwijs te
Breda gedurende veertien jaren bewezen.