Gemeentebestuur.
HOOFDSTUK III.
De uitkomsten der jongste tienjarige volkstelling hadden
ten gevolge, dat het getal raadsleden met twee moest ver
meerderd en gebracht worden op het cijfer van 21 (art. 4
der gemeentewet).
De verkiezing voor deze twee nieuwe raadsleden had plaats
bij de gewone verkiezing van de periodiek aftredende leden.
Hierbij werden gekozen de heeren A. F. Smits en P. L.
Jacoby, zooals blijkt uit een der staten, gevoegd bij hoofd
stuk II van dit verslag.
Overeenkomstig den nieuwen rooster van aftreding, behan
deld in de raadszitting van 15 December 1900 en vastgesteld
bij besluit van de gedeputeerde staten dezer provincie van
den 21. Februari 1901, G, n°. 98, moest geloot worden tus-
schen de drie nieuwbenoemde raadsleden in district III, in
welk jaar een van hen reeds in 1805 zoude aftreden.
Dit geschiedde in de raadszitting van 3 September 1901.
Getrokken werd het lot, vermeldende het jaar van aftreding
1905, door den heer E. H. A. Guljé.
A. De gemeenteraad bestond op den sisten December 1901
uit de volgende heeren:
L. J. Staal (I),
L A. M. van Mierlo (I),
H A Sassen (II),
W. J. Slechtriem (II),
A. J. Rees (I),
A. P. Scheltus (III),
J. Lijdsman (III),
aftredende in 1903.