502
Voorts varen van Breda, op gezette tijden, vaartuigen op ver
schillende plaatsen.
Omtrent het waarnemen dezer diensten zijn bij ons geen klachten
ingekomen, evenmin als in voorgaande jaren.
B. Middelen van vervoer te land.
a. In den algemeenen dienst kwam in zooverre verandering,
dat in 1901 tot uitvoering kwam de aan den heer E. de Bruijne
verleende tramconcessie, eerst voor het gedeelte van het Van
Coothplein af naar den boulevard-Mastbosch en toen van de
Havermarkt af.
Zie dienaangaande de meer omstandige beschrijving bij hoofd
stuk III, letter E, no. I.
b. De stoomtram van Breda in de richting van Oosterhout, de
paardentram van het spoorwegstation naar Ginneken, alsook
de stoom- en paardentram in de richting van Princenhage,
bleven zeer gezochte gemeenschapsmiddelen.
c. De wagendienst BredaTerheijden werd ook in 1901 voort
gezet.
d. Een agent der Nederlandsche bank is alhier niet gevestigd,
wel een correspondent.
e. De broodzetting bestaat alhier sinds lang niet meer.
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders der
gemeente Breda, den 17. April 1902.
En. GULJE, burgemeester.
A. R. VERMEULEN, secretaris.