55
daarbij, in afwachting van de nog vast te stellen bepalingen
omtrent het gemeenschappelijk gebruik der rails van andere
tramwegmaatschappijen, vergunning verzoekende tot den
aanleg en het in exploitatie brengen van het gedeelde der
lijn, loopende van het Van Coothplein tot aan den boulevard
Breda Mastbosch, alsmede om buiten toepassing te laten de
bepaling van art. 29 sub b der concessie-voorwaarden, betrek
kelijk het vervallen der concessie, indien de lijn niet binnen
één jaar na de aanvaarding zou zijn voltooid.
Dit adres deden wij vergezeld gaan van ons prae-advies,
waarin wij, na uitvoerige beschouwingen, U in overweging
gaven te besluiten:
a. den concessionaris vergunning te verleenen, afgescheiden
van de voltooiing der geheele lijn, tot het aanleggen
en in exploitatie brengen van het deel der lijn vanaf
den boulevard Breda Mastbosch tot het Van Coothplein
bte bepalen, dat, in afwijking van art. 29 sub b der
concessievoorwaarden, de gelieele lijn moet zijn voltooid
binnen één jaar nadat de bepalingen omtrent het ge
meenschappelijk gebruik der rails zijn vastgesteld.
Nadat deze zaak aan de orde was gesteld, ontspon zich
daarover een vrij geanimeerd debat, waaraan deelnamen de
heeren mr. IngenHousz, Scheltus, mr. Van Dam, mr. Bloe-
marts, Van Mierlo, Htijlaerls en de voorzitter.
Welke zienswijze daarbij de verschillende sprekers waren
toegedaan, blijkt uit het bepalen hunner stem, toen het
eenigszins gewijzigde voorstel van burgemeester en wethou
ders werd in stemming gebracht. 18 stemmen waren vóór
dat voorstel en ééne (die van den heer Scheltus) er tegen.
Vervolgens kwamen in uwe vergadering van den 3. Sep
tember 1901 twee adressen ter tafel van den heer E. de Bruijne
voornoemd, daarbij verzoekende:
a. de concessie-voorwaarden zoodanig te wijzigen, dat het
hem vergund zij op de Trambrug een afzonderlijk train-