57 Dit adres werd in onze handen gesteld om praeadvies, welk advies wij in 1901 niet meer in de gelegenheid waren U te doen kennen. Het stadium, waarin deze zaak verkeerde op 31 December 1900, is vermeld op bladz. 62 van ons vorig verslag. Veel is daaraan niet toe te voegen. In uwe vergadering van den 26. October 1901 deelde de voorzitter mede, dat ter zake aan het adres van burgemeester en wethouders was ingekomen een brief van de gedeputeerde staten dezer provincie, welke brief later in eene besloten zitting behandeld werd. In aansluiting met het vermelde in ons verslag van 1900, «TeTwater blz. 63-70, zij thans medegedeeld, dat het beroep door het tan deTuur"8 gemeentebestuur van Teteringen, ingesteld tegen het besluit Zaadberg* van gedeputeerde staten van Noord-Brabantbij koninklijk gemjente ivte- besluit van den 28. Februari 1901, n°. 88, werd ongegrond verklaard- Gevolg werd alsnu door ons gegeven aan artikel 8 der voor waarden van vergunning, bepalende, dat minstens tweemaal 24 uren vóórdat met het leggen der buizen wordt begonnen, van het voornemen daartoe schriftelijk moet worden kennis gegeven aan het toezichthebbend bestuur over den weg. Daarop volgde onmiddellijk een schrijven van burgemeester en wethouders van Teteringen, waarin zij te kennen gaven, dat zij handhaafden alle de rechten dier gemeente ter onder- werpelijke zake en zich bij voorbaat verzett'en tegen elke schending nu en in het vervolg dier rechten. Het lag voor de hand, dat wanneer de gemeente Breda nu toch de gas- en waterleidingsbuizen zou leggen, zij zich met Teteringen in een civiel proces zou wikkelen, waartoe voor Breda, dat enkel zijne naburen heigen wilde, geen enkel motief bestond. n Greusuitbrei- ding der gemeente. III. Aanvraee om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1901 | | pagina 77