61 Voor en tegenstanders, te weten de heeren Heijlaerts, Sassen, Teychiné, jhr Reigersman, mr. Bloemarts, Verschiaage en mr. Van Dam, ontwikkelden hunne beschouwingen over het doen aftrekken, den aard van aftrekken en het formuleeren der bepalingen daaromtrent, totdat de heer Scheltus, nadat bereids de wijziging van art. 4 was goedgekeurd, in overweging gaf, eerst in beginsel uit te maken, of er al dan niet meerdere aftrekken zouden plaats hebben. De raad, zich vereenigende met het gevoelen van den heer Scheltus, besliste daarna met 10 tegen 8 stemmen dat, buiten den aftrek voor kinderen, geene andere aftrekken zouden plaats hebben. De voorstellen van burgemeester en wethouders, vermeld onder de letters C en E, werden vervolgens goedgekeurd. De heer Sassen meende alsnog de aandacht te moeten vestigen op den aftrek van renten van verschuldigde kapitalen. Dienaangaande deed de heer mr. Bloemarts opmerken, dat tot dusver evenmin in de verordening de bepaling voorkwam, dat de renten van verschuldigde kapitalen van het inkomen konden worden afgetrokken, doch dit evenwel in de praktijk steeds gebruikelijk was. Met het oog daarop gaf spreker in overweging, dat de raad als zijne bedoeling zou uitspreken, dat ook in de toekomst de renten van verschuldigde kapitalen zouden worden afgetrokken. Niemand der leden bracht hiertegen eenige bedenking in het midden, waarna de verordening, zooals die gewijzigd was, werd aangenomen met 12 tegen 6 stemmen. Bij den minister rees het bezwaar, dat in de laatste zinsnede van art. 4 niet was aangegeven een bepaalde dag, waarop de kinderen en kleinkinderen, waarvoor vermindering werd toe gestaan, den leeftijd van 18 jaar moesten bereikt hebben Aan dit bezwaar werd tegemoet gekomen door de betrokken zinsnede te wijzigen als volgt Onder kinderen worden verstaan zoowel kinderen als kleinkinderen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1901 | | pagina 81