9è
Thans kwam in uwe vergadering van den 11. October 1902 ter
tafel een adres van bestuurderen van verschillende werklieden
verenigingen te Breda, verzoekende voeding en kleeding aan
behoeftige schoolkinderen van gemeentewege te doen verstrekken,
of wel de bestaande vereeniging „Kindervoeding" met eene sub
sidie te steunen.
De heer Van Dam, het debat openende, betoogde breedvoerig
dat men zich bij de behandeling van dit adres niet moet plaatsen
op een philantropisch of hygiënisch standpunt, doch dat men
rekening moet houden met de bedoeling van den wetgever.
De heer Jacoby weersprak de argumenten door den heer Van
Dam aangevoerd en wekte op tot medegevoel met arme kinderen.
Kan de gemeente in hun toestand niet on ruime schaal voorzien
zegde spreker dan wenschte hij in overweginer te geven, toch
iets te doen en aan de commissie voor kindervoeding eenigen
steun toe te kennen.
De heer Smits oordeelde, als armverzorger, gunstiger over
den toestand der armen in deze gemeente dan de heer Jacoby,
met welk gevoelen zich de heer IngenHousz, lid van het burgerlijk
armbestuur, vereenigde.
Deze uiteenloopende meeningen werden door de verschillende
sprekers in re- en dupliek met warmte verdedigd vooral werd
door de tegenstanders er nadruk op gelegd, dat de gemeente
slechts de wet uit te voeren en geen aalmoezen te geven heeft
en de behoefte der armen in deze gemeente niet van dien aard is,
om van overheidswege te doen, wat adressanten verlangen.
Daarna werd met 14 tegen 6 stemmen afwijzend op het verzoek
beschikt.
11 OCTOBER 1902.
Openbareever eén drijven, ingekomen in uwe vergadering van den 11.
loop van on- October 1902, berichtten wij U, dat bij eene met den heer opper-
werpen."5 ""'brandmeester gehouden inspectie over de brandbluschmiddeleo
was gebleken, dat de navolgende voorwerpen als onbruikbaar
konden worden beschouwd