95
„billijke mate zal worden verhoogd."
Dit voorstel werd voldoende ondersteund en kwam alzoo in
beraadslaging.
De heer Verschraage betoogde de noodzakelijkheid de wedden
te verhoogen en het rijk na te volgen.
De heer Bloemarts wenschte wel met klem op verhooging van
subsidie aan te dringen, doch niet de regeling der jaarwedden
daarvan afhankelijk te stellen.
De voorzitter wees erop, dat de verhooging van wedden aan
vankelijk eene meerdere uitgaaf zou vorderen van ƒ2800,doch
daarentegen aan schoolgeld ƒ2600,— meer ontvangen werd.
De heer Sassen sprak als zijne overtuiging uit, dat de gemeente
moet vóórgaan en eerst dan eene verhooging van subsidie met
kans op succes kon worden aangevraagd. Spreker zou niet gaarne
het belang der hoogere burgerschool, welke inrichting een sieraad
onzer stad is, in de waagschaal stellen.
De heer Van Hal wees er op, dat reeds in de ontwerp-begrooting
1903 met de voorgedragen verhoogingen rekening was gehouden-
De heer Teychiné achtte wel het offer zwaar voor de gemeente,
maar meende dat zij daartoe verplicht was, om hare goede
leeraren te behouden. Spreker betoogde voorts de billijkheid, de
schoolgelden te verhoogen, vooral voor de buitenleerlingen.
Na korte gedachtenwisseling over het laatste punt tusschen
den heer Teychiné en den voorzitter, die meende, dat wanneer
het toelaten van buitenleerlingen bemoeielijkt werd, de rijks-sub
sidie zou worden ingetrokken, trad de heer Rombouts in nadere
beschouwingen over diens voorstel. Spreker vreesde, dat wan
neer niet vooraf pogingen werden aangewend tot het verkrijgen
van verhoogde subsidie, de uitkomsten later zouden kunnen blij
ken negatief te zijn. Vooral wees spreker er nader op, dat Breda
bij andere gemeenten, wat betreft de rijkssubsidie ten behoeve
der hoogere burgerschool, wordt achtergesteld.
Daarop werd het voorstel van den heer Rombouts in stemming
gebracht, doch verworpen met 16 tegen 4 stemmen.
Vervolgens vroeg de voorzitter, of alsnu iemand der leden het
woord verlangde over de verschillende, artikelen der verordening.