ÏOÖ „Door bemiddeling en door de goede zorgen van den „Hoogwelgeb. heer jhr. mr. A. Reigersman kwam ons archief „wederom in het bezit van een vijftal charters, welke vermoe delijk reeds ten tijde van den griffier Janus Vlitius 1666), „en door denzelfden, van de plaats zijn gesukkeld, welke zij nooit „hadden mogen verlaten. Mijn vermoeden grond ik op het vol- „gende. In den jare 1654 heeft Janus Vlitius de kopieën van be doelde stukken in het Perkament-Boek „gecollationeert jegens „den Originelen brief', en de verklaring daarvan eigenhandig „geschreven en onderteekend aan den voet der kopieën geplaatst. „Op den omslag, waarvan de charters mij zijn terug bezorgd, „staat met dezelfde hand als waarmede deze verklaring is ge schreven, opgeteekend waar de kopieën van het Perkament-Boek „te vinden zijn. Bij de meergenoemde charters bevond zich ook „een strookje papier met Jacob Cats' handteekeningen Janus „Vlitius wras een neef van Cats. Vermoedelijk nu heeft Vlitius „de charters om de een of andere reden bij zich aan huis ge- „haald, en zijn zij bij zijn dood in zijne nalatenschap verzeild „geraakt. Gelukkig zijn zij goed bewaard gebleven ten minste „zij zijn in geen slechteren toestand gekomen als waarin zij wa- „ren toen Vlitius dezelve beschreef en danken wij het aan de „goede en niet genoeg te prijzen zorgen van jhr. mr. A. Rei gersman, dat wij thans weer de gelukkige bezitters zijn. „Het zijn de volgende stukken lo. „Twee Privilegen van Achise ende merctdagen, van Hr. „Gerard van Rasseghem van Lens van Liedekercke ende „van Breda, beyde Ao 1321 (Zie Perkament-Boek fol. 30 „Vo en Ro). 2o. „Twee Comissien van Hertogh Jan op Clause van Nispen, „rakende de Hootftfbancke van den Lande van Breda, item „der Criminele saeckenbeyden 1328. 3°. „Idem 't Privilegie van den Hooftbancke, opgericht bij den „selven Hertogh. (Zie Perkament-Boek fol. 41 en 42). „Door aankoop op eene auctie der collectiën van de kasteelen „Heeswijk en Haren, gehouden te 's Bosch, September 1.1., is ons

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1902 | | pagina 122