375
Miogen wij bij dezen de hoop uitspreken, dat het den heer
Loijens gegeven zij, een lange reeks van jaren zijne krachten te
wijden aan de zeer moeiielijike taak die hem wacht, n.l. de zeer
belangrijke verbeteringen aan te brengen aan dat gedeelte van
ons onderwijs, waarvan wij reeds in onis vorig verslag tot ons
leedwezen gewag moesten maken. Moge hij zoo gelukkig zijn
hierin te slagen en het voor ons zijn weggelegd, in een volgend
verslag, dit te vermelden.
Daar de heer Van Aalst ulto. 1902 aan de beurt van aftreding
was, zonden wij andermaal bovengenoemde voordracht in, ten
gevolge waarvan bij raadsbesluit van 13 December de heer
Loijens zijn mandaat hernieuwd zag.
De commissie bestaat thans uit de heeren
E. H. A. Guljé, voorzitter.
F. W. Loijens.
P. Otten.
J. Lijdsman.
W. J. Slechtriem.
L. H. Nusselein.
J. A. J. W. van Hal.
J. J. Harte, secretaris.
Getrouw aan hare gewoonte, vergaderde zij eens per maand en
werd ééne buitengewone vergadering gehouden.
Ook bleven we getrouw aan de gewoonte, dat twee leden beur
telings gedurende eene maand de school bezochten, om toezicht
te houden op den gang van het onderwijs. Zoo blijven wij op de
hoogte en kunnen met grond onze bevinding in de vergaderingen
mededeel en.
Mogen ons allen nog vele jaren de kracht geschonken worden,
om gezamenlijk te arbeiden aan de schoone taak, die de stichter
onzer zoo schoone inrichting zich heeft voorgesteld.
Leden.