3è2 directeur konden wenden, die volgaarne bereid zou bevonden worden hen bij te staan. Na een hartelijken gelukwensen met de behaalde onderschei dingen, vervolgde spreker Laat ons vandaag den plicht der dank baarheid vervullen en gedenken wij den grooten man, den stich ter der ambachtsschool, wijlen dr. Van Cooth hij, die reeds vóór uw bestaan, zouden wij kunnen zeggen, voor u zorgde, wiens helder oog in de toekomst begreep, wat noodig was, om den strijd om het bestaan voor u te vergemakkelijkenvergeet dus nooit, jongens, wat gij aan hem te danken hebt. Laat ik ook voor u een woord van dank brengen aan uwe onderwijzers, voor al de zorg en moeite, die zij aan u besteedden en, beseft gij het wellicht nu nog niet, ik ben ervan verzekerd dat gij, later in de maatschappij gekomen, dit alles naar waarde zult schatten. Ten slotte, zegt spreker, wil ik een woord van 'dank uitspreken, namens de commissie, aan heeren architecten en werkbazen, die ook in het jaar dat voorhij is, ons weer in staat gesteld hebben, u werkstukken ter vervaardiging te geven, waaraan gij uwe krachten kondt toonen. Ook een woord van dank aan directeur en onderwijzers voor de wijze, waarop zij ook dit jaar hunne taak hebben vervuld. Eindelijk een woord van dank aan alle autoriteiten, die deze plechtigheid met hunne tegenwoordigheid hebben willen vereeren en niet het minst aan den kapelmeester en het muziekkorps der stedeliike schutterij, ook ditmaal wederom bereid bevonden, deze officieele plechtigheid te willen opluisteren. Met >eene opwekking tot de aanwezigen, om de tentoonstelling te bezichtigen en in den loop der week de openbare les te komen bijwonen, werd deze plechtigheid besloten. Van de oud-leerlingen. Er is een spreekwoord, welks beteekenis vaak aan onze leer lingen wordt verduidelijkt, dat luidt,,men werpt niet met stee- nen naar hoornen, die géén vruchten dragen". Het zal wel geen teigenspraak ondervinden, wanneer wij dit op het amfoachtsonder- wijs in het algemeen toepassen. Het is dan ook zeer zeker eene

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1902 | | pagina 395