442 De rentestandaard is bij koninklijk besluit van den 8. Decèril- ber 1899 n<>. 2, voor den tijd van drie jaren, dat is van den 1. April 1900 tot den 1. April 1903, behouden op twaalf ten honderd voor alle beleende panden. De "gemeente heeft aan de bank van leening een crediet ver leend van ƒ25 000,onder bepaling, dat de eventueele winst aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum van 4% van het opgenomen kapitaal. Zie raadsbesluit van 23 April 1887.. Op 31 December 1902 was opgenomen f 12 000, De instelling staat onder beheer eener commissie van vijf leden, door den gemeenteraad te benoemen en voorgezeten door den heer burgemeester. Deze commissie was op 31 December 1902 samengesteld uit de volgende heeren Ed. H. A. Guljé, lid en voorzitter. C. M. W. Steins Bisschop, Mr. W. IngenHousz, lid en secretaris. A. J. B. Stap, directeur. J. A. Besier, secretaris-schatter. J. J. Thillier, pandbeiwaarder. De gebouwen bevinden zich in goeden staathet onderhoud wordt zuinig en oordeelkundig uitgevoerd. Het personeel, aan de inrichting verbonden, onderging geene verandering; het kweet zich, evenals andere jaren, met ijver van zijne taak. De gevoerde administratie gaf geen aanleiding tot opmerkin gen alle in het reglement voorgeschreven registers werden dage lijks bijgehouden. De verificatie der kas, het nazien der boeken, alsmede de con- H. H. van Mierlo, Mr. H. R. van Maasdijk,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1902 | | pagina 455