450
den toestand van .den werkman, die door ouderdom of gebreken
genoodzaakt is, zijn ambacht, dat is zijne kostwinning, niet meer
uit te oefenen, daar verbaast het ons zeer zeker, dat men zoo wei
nig over heeft voor menschen, die het beste deel van hun leven
gewijd hebben aan het oefenen van hunne kameraden, om hen
tot bruikbare landverdedigers te maken, of wèl zoolang het mili
taire kleed dragen, tot het hen niet meer mogelijk was, dat te
d'oen. Zelfs in plaatsen w.aar garnizoenen gelegen zijn, groote
garnizoenen, waar dus sympathie moest zijn voor die hulpbehoe
vende oud-militairen, geheel op door hun langen diensttijd in het
leger, bleef de opbrengst der collecten laag.
De plaatselijke bladen te Breda waren, zoo welwillend de uit-
noodiging tot bijdrage aan de collecte op te nemen.
Nogmaals neemt de commissie die vrijheid de belangen van het
fonds aan ieder aan te bevelen. De oud-militair heeft evenveel
aanspraak op een minder zorgvollen ouden dag als de werkman.
Een ieder heeft in zijn vak gedaan en gewerkt, wat er van hem
gevorderd werd.
De collecte werd ook in 1902 kort na den gedenikwaar-
digien dag van 18 Juni gehouden in alle gemeenten van het dis
trict. De opbrengst wa,s niet voldoende om de uitgaven te dekken,
en werd door het hoofdbestuur het ontbrekende gezonden. De
opbrengst der collecten was o.a. in 1900 511,31i, in 1901 540,14a
en in 1902 497,04 voor het geheele district, tie Breda respectieve
lijk ƒ107,41, ƒ124,51 en ƒ105,17.
Moge in 1903 de collecte ruimer opbrengst geven, en vooral
velen zich geroepen voelen door bijdragen in giften en schenkin
gen het lot te helpen verzachten van menig oud militair, wiens
toestand dit noodi-g maakt. De districts-oommissie verklaart zich
bereid giften, enz. te ontvangen, alsmede de gewenschte inlichtin
gen te geven.
De districts-commissie voornoemd
J. H. H. DOMMERS, voorzitter.
D. CHERIEX, secretaris.