460 bepalingen den weder opbloei van handel en industrie mogen ten gevolge hebben. Niettegenstaande ook de winkelnering gedrukt was, werden toch vele winkels en magazijnen vergroot en vernieuwd. Moest er in het vorige verslag reeds op gewezen worden dat het fabriekswezen niet vooruitging, uit de over 1902 ontvangen gegevens moet de kamer tot haar leedwezen besluiten, dat het afgeloopen jaar, in het algemeen genomen, niet tot de goede ja ren voor de industrie kan gerekend worden. Voor de Naamlooze vennootschap „Machinefabriek Breda" ken merkte zich het geheele door ongekende slapte in werkzaamheden. Het personeel moest tot omstreeks 300 man worden teruggebracht en zelfs voor dit kleinere getal moest nog veelvuldig de werktijd worden ingekort. Met leede oogen, zoo .schrijft de vennootschap, moest zij het aanzien, hoezeer veelvuldige en groote, in het vak slaande, leve ringen aan de buitenlandische beschermde concurrentie werden opgedragen, welke concurrenten hier hunne fabrikaten, als geheel vrij van rechten invoeren, terwijl de vennootschap voor onder- deelen van diezelfde machinerieën, welke zij verplicht is van het buitenland te betrekken, invoerrechten heeft te betalen. Een gunstig contrast met het voorafgaande geeft de ijzer- en mietaalgieterij van de firma C. J. Marijnen, wijl hare inrichting zich ook in 1902 in een blijvenden, bloeienden toestand mocht ver heugen. Haar getal werklieden bleef nagenoeg onveranderd. Niet alleen in het bouwvak, maar ook op het gebied van kachelfabri- eage en rioleerwerk, was veel navraag voor gietwerk, terwijl de inrichting voor het vervaardigen en emailleeren van gaskomforen meer' de algemeene aandacht mocht trekken. De behoefte aan vergrooting der fabriek wordt meer en meer gevoeld en is dan ook een belangrijke uitbreiding reeds in vooruitzicht. Van de ijzerfabriek ,,de Etna" mocht de kamer geen inlichtin gen ontvangen en zijn wij dus niet in staat, eenige détails dier industrie te vermeldenevenmin hebben aan het verzoek, om op-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1902 | | pagina 473