55
„verzoekende maatschappij de communicatie met Breda be
vorderd.
„Wij hebben derhalve de eer U in overweging te geven het
„tweevoudig verzoek, vervat in het adres van den heer directeur
„der Zuidertram, toe te staan."
Onmiddellijk werden de beraadslagingen over dit onderwerp
geopend, doch de loop daarvan leidde er toe, dat de beslissing
werd aangehouden. Deze volgde in uwe zitting van den 14. Juni
1902, toen besloten werd het voorstel, vervat in ons prae-advies
van den 17. Mei 1902, aan te nemen en tevens art. 9 der conces
sievoorwaarden te wijzigen als volgt
„Ten laste van de concessionarissen is het leggen en onder-
houden van bestratingen of van andere hardmakingen tusschen
„de spoorslaven en 0,50 M. daarbuiten.
„De voorbedoelde werken geschieden vanwege de gemeente op
kosten van de concessionarissen, welke kosten dadelijk opvor-
derbaar zijn."
Voorts werd mede bepaald, dat de concessie-verlenging ge
schiedde onder voorwaarde, dat de door de maatschappij voor
gestelde uitbreiding harer lijnen werkelijk zal plaats hebben, en
dat bij eventueele uitbreiding van de grenzen der gemeente, de
bepalingen der concessievoorwaarden in haar geheel ook van
toepassing zullen zijn op de nieuwe gedeelten der gemeente.
Thans keeren we terug tot de Ginnekensche tramwegmaat-
schappij. Deze verzocht, bij adres, met het oog op de voorgeno
men uitbreiding harer lijnen, de aan gemelde maatschappij ver
leende concessie te verlengen tot 31 December 1928.
Na eenige beraadslaging, waaraan deelnamen de heeren Schel-
tus, Van Mierlo, Van Dam en de voorzitter, werd besloten dit
adres om prae-advies in onze handen te stellen.
De volgende nadere adressen werden U overgelegd in uwe zit
ting van 11 October 1902 en mede aan ons verzonden om prae-
advies