71 „Be algemeene begraafplaatsen luorden zóó aangelegd, dat, „op verlangen van liet bestuur eener kerkelijke gemeente die geen „eigen begraafplaats bezit, de lijken van de leden dier kerkelijke „gemeente in een afzonderlijk, uitsluitend voor hen bestemd ge- „deelte kunnen worden begraven En in dat artikel ligt ons bezwaar tegen het inwilligen van het verzoek. Immers dat verzoek geschiedt niet door het bestuur eener ker kelijke gemeente, maar door een comité van bijzondere personen. Maakten adressanten het bestuur uit eener kerkelijke gemeente, dan behoefden door hen geen pogingen te worden aangewend dm' grond van de Bredasche algemeene begraafplaats te boopen, maar dan behoefden zij enkel hun verlangen te openbaren, om de lijken van leden dier kerkelijke gemeente in een afzonderlijk, uitsluitend voor hen bestemd gedeelte te begraven. Het geldt hier derhalve een verzoek buiten de wet om, dat door meerdere bijzondere personen zou kunnen gevolgd worden en een toestand zou kunnen in het leven roepen, die niet strookt met de wettelijke inrichting en bestemming der algemeene be graafplaats. Wij hebben derhalve de eer U in overweging te geven op het verzoek van adressanten afwijzend te beschikken. De heer Jacoby opperde, tegen de beschouwingen in voormeld prae-advies ontwikkeld, de bedenking, dat wanneer adressanten zich afgescheiden en eene afzonderlijke kerkelijke gemeente zouden gevormd hebben, de hun afgestane grond toch het eigen dom der gemeente zoude blijven. En daartegen bestond een gods dienstig bezwaar, als zijnde het voor de Israëlieten verboden, dat eene begraafplaats ooit worde opgegraven. Verder werd deze zaak niet besproken. Uwe vergadering ver- eenigde zich met ons advies, dat ook door den heer Jacoby. in den nu bestaanden stand van zaken, gebillijkt werd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1902 | | pagina 84