79
,,te achten, maar dat toch de mogelijkheid van hetgeen bij
,,de gestelde voorwaarde werd beoogd, niet voor goed werd
„afgesneden.
„Met het nieuw ontwerp evenwel kan, hetgeen de ge-
„meente Breda wenscht, nimmer worden verkregen en rijst
„de vraag, of onder deze omstandigheden eene bijdrage
„van f 100.000 te verdedigen is.
„Te betreuren zoude het zijn, als op die vraag een ont-
kennend antwoord zou moeten volgen; vandaar dat uwe
„commissie van meening is, dat alsnog pogingen moeten
„worden aangewend bij de hooge regeering, om aan het
„billijk verzoek van de gemeente Breda tegemoet te ko-
„men.
„Uwe commissie meent derhalve aan uwen raad te moe-
„ten voorstellen, alvorens ten deze eene beslissing te ne-
„men, zich tot den minister van waterstaat, handel en
„nijverheid te wenden, miet verzoek het zijkanaal van
Oosterhout naar Breda aan te leggen volgens het oor
spronkelijk provinciaal kanaal-ontwerp en dat van den
„hoofd-ingenieur van 's-rijks waterstaat in het 6® district,
„waarvoor de gemeente Breda de bijdrage van 100 000
„heeft verleend."
De conclusie van dit rapport werd aangenomen.
Vervolgens kwamen in uwe vergadering van den 7. November
1903 ter tafel brieven van de gedeputeerde staten, dezer provin
cie niet bijlagen, hij welke stukken was gevoegd het volgend
rapport van de commissie voor het scheep vaart kanaal alhier aan
burgemeester en wethouders
„De commissie voor het scheepvaartkanaai, kennis genomen
hebbende van de missiven van heeren gedeputeerde staten van
Noord-Brabant, dd. 15 en 16 October 1903, G., No. 99 enA.No. 15
Dte afideeling, met het gewijzigde plan voor wat betreft den zij
tak van Breda naar Oosterhout, vervat in de missive van den
heer minister van waterstaat, handiel en nijverheid, dd. 13 Octo
ber 1903, la D., afdeeling waterstaat., heeft de eer uw college te
berichten, dat zij zich met dat gewijzigde plan kan vereenigen.