97 F. Archief en boekerij. I. Oud-archief. Van den heer dr. J. F. Corstens, archivaris dezer gemeente, ontvingen wij het volgend verslag over 1903. Aan den raad der gemeente Breda. Met een gevoel van vreugde en van erkentelijkheid tevens, be gon ik dit mijn 10de verslag omtrent den staat van ons archief en van onze boekerij, aan mijne zorgen toevertrouwd. Vreugde bezielt mij daarom, wijl mijn tienjarige arbeid de vruchten steeds afwerpt, welke ik er mij van beloofde, en tot erkentelijkheid voel ik mij gedrongen, omdat mijn streven, den kostbaren schat ongeschonden te bewaren en anderen ervan te laten genieten, door U voortdurend zoo trouw en zoo ijverig gesteund wordt. De boekerij bevindt zich in goeden staat, en met genoegen kan en mag ik verklaren, dat menigeen in den loop van dit jaar een nuttig gebruik daarvan maakte. Mijns inziens echter zou deze belangrijke verzameling hoogst belangwekkende boeken (waarvan ik in mijn verslag over het jaar 1900 eenige historische bijzon derheden vermeldde), nog in veel hoogere mate belangstelling wekken, en veel meer nut kunnen stichten, wanneer het UEd. Achtbaren mocht behagen mij te machtigen uitvoering te geven aan het volgende plan. Gaarne zoude ik door den druk eenen catalogus verspreid zien, waardoor de aandacht van meerderen dan tot nu toe het geval is, op onze boekerij werd gevestigd, tot nut en in 't belang van velen. Werd deze dan tot een beperkt aantal exemplaren uitge geven en voor matigen p.rijs te verkrijgen gesteld, dan zou het offer, door de gemeentekas hiervoor te brengen, waarschijnlijk niet zoo groot zijn, dat men voor deze onderneming behoefde terug te deinzen; misschien, ja, zou 't blijken, dat van het ge opende crediet geen gebruik behoefde gemaakt te worden. Andere gemeenten van naam, 't vorige jaar nog de gemeente Leiden, zijn ons voorgegaan; en naar mijne bescheiden meening is de wenschelijkheid, om tot den voorgestelden maatregel over te gaan, nog verhoogd door het feit, dat het vorige jaar onze 7

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 119