113 De uitkeering van het rijk, krachtens de wet van 24 Mei 1897 (Stbl. No. 156) komt Breda niet ten goede. De gemeente Breda is in de tabel, gevoegd bij de wet van 16 April 1896 (Staatsblad No. 72) gerangschikt in de zesde klasse en het voor iederen inwoner uit te keeren bedrag is f 2.035, waar door niet bereikt wordt het 1 van de belastmg op het personeel, dat danook in 1903 weder ontvangen is. De gemeente-begrooting, dienst 1903, werd vastgesteld in in komsten en uitgaven op een bedrag van 641 450,825 en goedge keurd bij besluit van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant van den 23. December 1902, G, No. 99. Opcenten werden geheven a. 40 op de hoofdsom der belasting op, de gebouwde eigen dommen. b. 10 op de hoofdsom der belasting op de ongebouwde eigen dommen. c. 50 op de hoofdsom der personeele belasting. De in het openbaar verpachte staanplaatsen ter gelegenheid van de kermis en najaarsmarkt brachten respectievelijk op f 3656,— en f 3193,97, tegen f 2033,46 en f 3292,90 iu 1902. II. Schuldaflossing De volgende schuldaflossingen hebben in 1903 plaats gehad a. Van eene schuldbekentenis, groot f 1000.3 van de geconverteerde' oude schuld1, tegen 90 b. Zijn uitgeloot twintig aandeelen, elk groot f 1000.van de 8

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 135