204 „In den moeielijken toestand, waarin de gemeente verkeerde, „moest zij destijds in deze hoogst bezwarende voorwaarde berus- ten, en niet minder dan f 958.65 heeft die gemeente thans jaar- ..lijks te betalen. „Na verloop van tien jaren heeft de gemeente als het ware de „waarde van den grond betaald, zoo niet veel meer dan de waar- „die. ,Op dien aanleg onzer waterleiding drukt nog steeds eene „schuld van meer dan een half millioen, wat hieiuit verklaarbaar „is. dat het belang van de openbare gezondheid bij ons lióóger „.staat dan het geldelijk belang, te weten, om de waterleiding te „maken tot eene bron van inkomsten voor de gemeente. „Wij zijn overtuigd, dat Uwe Excellentie met ons zal gevoelen, „dat de aan de gemeente Breda opgelegde retributie inderdaad „veel te boog is, en wij twijfelen dan ook niet, of Uwe Excellen- „tie zal bereid bevonden worden, om ons beleefd verzoek tot ver- mindering dier retributie in goedgunstige overweging te nemen." Ofschoon op het einde dies jaars dit schrijven nog niet het ge- wenscht gevolg had gehad, is ons echter voorshands gebleken, dat het die opmerkzaamheid van den minister getrokken heeft. Bredaden 12. Maart 1904. Burgemeester en wethouders en de commissie van bijstand in het beheer der gasfabriek en waterleiding: r Ed. GULJE, voorzitter. A. R. VERMEULEN, secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 226