402 Wij vertrouwen, dat de heer Raats, in den loop van dit jaar zich zoodanig in het ambachtsonderwijs zal hebben ingewerkt, dat wij hem tot eene definitieve benoeming kunnen voordragen en in hem eene goede kracht voor ong ambachtsonderwijs zullen gevonden hebben. Over den ijver door ons overig personeel aan den dag gelegd, waren wij over het algemeen genomen zeer tevreden. Moesten wij tot ons leedwezen in vorige verslagen hierop steeds eene uit zondering maken, dan wijzen wij met groote voldoening op eene merkbare verandering en.verbetering in deze en wan neer wij dan onze groote voldoening hierover uitspreken, dan willen wij ook gaarne op de oorzaak wijzen, die tot deze verbe tering heeft geleid. In ons vorig verslag vermeldden wij de benoeming van den heer F. W. Loyens tot lid onzer commissie en verheelden wij ons niet de moeielijke taak, waarvoor dat lid zich bij zijne be noeming geplaatst zag. Wij hoopten destijds, dat de heer Loyens eene aanwinst voor onze oommissie zonde zijn en ziet, wij hebben ons niet bedro gen. De verbeteringen, die zeer duidelijk merkbaar zijn, zijn voornamelijk zijn werk, aan hem daarvoor een speciaa' woord van dank. Moge het hem gegeven zijn, het onderwijs in h t \ak van meubelmaken tot hoogen bloei te brengen, dan kan het niet anders, of in de behoefte aan jeugdige werkkrachten, zal op den duui-, beter dam tot nu toe het geval was, voorzien worden. Gaven wij boven onze tevredenheid te kennen over de wijze waarop directeur en onderwijzers zich van hunne taak kweten, dan meenden wij dat eene billijke verhooging van hun salaris hun niet onwelkom zou zijn en zagen wij dan ook een desbetref fend voorstel door uwen raad in zijne zitting van 5 December j.l. bekrachtigd. Wij zijn overtuigd dat deze verhooging zeer aan het onderwijs zal ten goede komen. Evenals vorige jaren voegden wij met machtiging van heeren B. en W. den hoofdonderwijzer, den heer Plasman, een assisten toe en belastten hiermede wederom den heer L. M. A. Sle:htriem, werkzaam aan de 1. openbare schooi.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 424