466 De basis bij de beleening van panden moet derhalve zijn: „de gemiddelde opbrengst der goederen bij de publieke verkoopin- gen", om zoodoende de verliezen bij verkoopingen te voorkomen, hetgeen eigenlijk eene onmogelijkheid is. Dientengevolge worden minder panden aangeboden en te meer, omdat de huizen „met recht van wiederinkoop", zelfs op waar- delooze panden, een hoogere som beleenen, daar de winst, door hen gemaakt, van 10 tot 25 per week bedraagt. In verband met bovenstaande zijn de oorzaken aangeduid, waardoor de beleeningwaarde der aangeboden panden is ver minderd en ook het aantal der gedane beleeningen, lossingen en verkoopingen kleiner is. In de samenstelling onzer commissie kwam geene wijziging, daar in de vacature, ontstaan door de periodieke aftreding van den heer mr. H. R. van Maasdijk, door diens herbenoeming volgens raadsbesluit van den 19. December 1903, werd voorzien. De rentestandaard is bij koninklijk besluit van den 8 Decem ber 1899, no. 2, behouden op twaalf ten honderd voor alle be leende panden. De gemeente heeft aan de bank van leening een crediet ver leend van f 25000.onder bepaling, dat de eventueele winst aan de gemeente zal worden uitgekeerd tot een maximum van 4 van het opgenomen kapitaal. Zie raadsbesluit van 23 April 1887. Op 31 December 1903 was opgenomen f 10500. De instelling staat onder beheer eener commissie van vijf leden, door den gemeenteraad te benoemen en voorgezeten door den heer burgemeester. Deze commissie was op 31 December 1903 samengesteld uit de volgende heeren: Ed. H. A. Guljé, lid en voorzitter. C. M. W. Steins Bisschop, N H. H. van Mierlo, Mr. H. R. van Maasdijk, Mr. W. Ingen Housz, lid en secretaris.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 488