502 gezien het proces-verhaal van het gehouden onderzoek van den 12. October 1903. volgens hetwelk door eigenaren en bewoners van aangrenzende panden, alsmede door de gezondheidscommis sie voor de gemeente Breda tegen de oprichting van voorschre ven inrichting bezwaren zijn ingebracht; mede gezien het napp.ort van den commissaris van politie ;en den gemeente-architect van den 17. October 1903, no. 204; overwegende, dat bij plaatselijke verordening van den 15 Sep tember 1900, afgekondigd den 1. October 1900, voor het oprichten, hebben of gebruiken van inrichtingen, bestemd tot het bewaren of verwerken van lompen en beenderen is aangewezen een ge deelte van het terrein der gemeente-mestplaats; dat het perceel, waarop adressant voorschreven inrichting wenscht op te richten, geen deel uitmaakt van het hiervoor ge meld terrein; gelet op artikel 4 der hinderwet; wordt besloten op het onderwerpelijk verzoek afwijzend te be schikken. Afschrift van deze beschikking zal aan den adressant worden uitgereikt tot kennisgeving, terwijl hiervan tevens mededeeling zal worden gedaan aan den commissaris van politie en den ge meente-architect, alsmede aan de gezondheidscommissie voor de gemeente Breda. B. Vervening. Bestaat in deze gemeente niet. C. Mijnwezen. Alsvoor. D. Jacht en vissclierijen. Jachtvelden bezit de gemeente niet. Enkel is sinds 1894, tel kens voor den tijd van drie jaren., het jachtrecht op eenige hec taren heidegrond, gelegen in de nabijheid van de prise d'eau der waterleiding te Durst, onder Oosterhuut, onderhands ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 524