53 niet verder in aanmerking kon komen bij de regeling van den grondslag voor pensioen. Om dit punt bewogen ziich in hoofdzaak de beraadslagingen, waaraan deelnamen die heeren Sassen, Rombouts, Heijlaerts, Ja- coby, Teychiné ieni Bloemarts. Ten slotte werd belt voorstel van burgemeester en wethouders aangenomen met 12 tegen 3 stemmen. Gedeputeerde staten verlangden daarop, blijkens hun schrij ven van 3 Maant 1903, behandeld in uwe vergadering van den 14. Maart 1903, een formeel raadsbesluit, waaruit zou blijken, dat aan de betrokken hoofden van scholen uitzicht wordt gege ven, dat het nadeel, hetwelk uit de splitsing hunner wedde kon voortvloeien voor hun pensioen en ook voor het eventueel pen sioen voor weduwen en weezen, zou Vergoed worden. Dientengevolge onderwierpen wij aan uwe goedkeuring het volgende besluit a. aan de heeren J. K. de Bie en A. J. van Roesisel, hoofdien der scholen voor kosteloos onderwijs alhier, wordt, tegen storting eener jaarlijksche bijdrage van twee ten honderd van ©ene som van honderd vijftig gulden, overeenkomstig art. 40 der wet op het lager oniderwij®, bet daarmede over eenkomstige pensioen verzekerd uit de gemeentekas op het tijdstip, dat zij het recht op pensioen volgens de bepalin gen der wet zullen hebben verkregen. b. wanneer vanwege het rijk ook pensioen] zal worden toege kend aan de weduwen eni weezen van onderwijzers bij het openbaar lager onderwijs, wordt, tegen storting door de bovengenoemde hoofden van scholen van de voor dat pensioen door het rijk te bepalen jaarlijksche bijdrage, aan hunne weduwen en weezen uit de gemeentekas het pensioen verzekerd!, dat voor laatstgenoemden gewaar borgd zoude zijn, bijaldien de voorbedoelde pensioensbijdra ge, berekend naar ©ene som van honderd vijftig gulden per jaar voor ieder, gestort ware in het rijkspensioenfonds. Niemand deir leden uwer vergadering had bedenking tegen het nemen van dit besluit.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1903 | | pagina 75