55
Uwe vergadering vereenigde zich met onze zienswijze.
Oprichthi" van In ons voriS verslag werd in extenso opgenomen de brief,
een stedelijk waarin heit ter zijde genoemde onderwerp behandeld werd. (Zie
museum.
blz. 105/6). Besloten werd dienaangaande ons prae-advies m te
winnen, 'dat ter tafel kwam in uwe zitting van 14 Februari 1903.
Wij schreven U bet volgende
,,In uwe vergadering van den 13. December 1902 kwam ter tafel
„een adres van het bestuur van de alhier opgerichte vereeniging
Stedelijk Museum voor geschiedenis en oudheidkunde te Breda,
„daarbij, onder aanvoering van beweegredenen, verzoekende,
„zoolang het belang der gemeente dit toelaat, aan die vereeni-
„ging in gebruik te willen afstaan de op het overgelegde schets-
„plan met de letters A en B aangeduide lokalen in het pand
„Het Liggend Heirt", boven het bureau van politie.
„Onder terugzending van bedoeld adres, hebben wij de eer U
„in overweging te geven, het gedaan verzoek tot wederopzegging
„toe te staan.
„De opgerichte vereeniging streeft naar een doel, dat o. i. ver
dient met waardeering begroet te worden.
„Wenschelijk echter komt het ons voor, dat in het bestuur
„zullen zitting nemen één lid van het dagelijksch bestuur en
„één lid van den raad dezer gemeente.
„Van de verzoekende vereeniging is een ontwerp-regilement,
„in te wachten, bij de behandeling waarvan laatstbedoeld onder-
„werp kan geregeld worden."
Uwe vergadering vereenigde zich met dit ons advies.
In uwe vergadering van den 25. Juli 1903 werd een schrijven
gelezen van het bestuur van vooirbedoeld museum, daarbij verzoe
kende om eenige voorwerpen van kunst of geschiedkundige
waarde, die thans nog ten gemeentehuize aanwezig zijn, ten
behoeve van het museum in bruikleen te willen afstaan.
Bedoeld reglement is goedgekeurd bij K. B van 27 Juli 1908, no. 72- Als lid
van het dagelijksch bestuur is opgetreden de heer J. A. J. W. van Hal en als lid van
den raad de heer A. J, A. Verschraage.