GELDMIDDELEN. 87 HOOFDSTUK IV. De ontvangsten en uitgaven hebben, volgens de bij besluit van den gemeenteraad van 19 September 1904 voorloopig vastgestelde rekening voor het dienstjaar 1903 in het geheel bedragen Ontvangsten f870897,14 Uitgaven-779 118,92 Goed slot f 91 778,22 Op dit saldo is, ten behoeve van den dienst 1904, beschikt over een bedrag van f46000,—, bij raadsbesluit van den 21. Mei 1904. Zegelkosten repertoire van den gemeente secretaris niet verhaalbaar. In ons vorig verslag (blz. 102-104) werd behandeld het ontstane meeningsverschil omtrent de al of niet verhaalbaarheid der zegel- kosten van het repertoire van den gemeente-secretaris, in verband met de omstandigheid, dat het daarbij geldt niet de akten van den secretaris, maar die van de gemeente. Dit gaf ons aanleiding eene koninklijke beslissing ter zake uit te lokken. In het daarop gevolgd koninklijk besluit van den 17. Mei 1904, no. 35, werd o. a. overwogen, dat de secretaris eener gemeente volgens art. 49 der wet van 22 Frimaire jaar VII verplicht is een repertoire te houden, welke verplichting hem persoonlijk is opgelegd in het belang van de uitvoering der wet op de registratie en ten behoeve van het heffen der registratierechtenterwijl de gemeente zelve daarmede hoegenaamd niets te maken heeft; en het houden van een repertoire door den secretaris ook niet in het belang der gemeente geschiedtdat hieruit volgt, dat de kosten van het repertoire, evenzeer als de boeten door hem te beloopen voor elke vergissing en elk verzuim bij het aan houden van het repertoire begaan, door den secretaris moeten worden gedragen, als uitvloeisel van eene verplichting, hem door een wet opgelegd. Hiermede schijnt tevens uitgemaakt, dat de besproken zegelkosten ook niet verhaalbaar zijn op het Rijk, in welks belang het repertoire moet gehouden worden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 114