139 Op 31 December 1904 werd de slagerij door 83 slagers uitgeoefend als: 46 vleeschhouwers. 31 spekslagers. 5 vleeschhouwers en spekslagers en 1 paardenslager. De handel in fijne vleeschwaren werd uitgeoefend in de vier filialen en door meerdere spekslagers. De handel in Amerikaansche en Gel- dersche droge vleeschwaren bleef even als vorig jaar verbonden aan den handel in koloniale waren. Tuberculose deed zich 40 malen voor: 21 maal bij koeien. 4 vaarzen. 1 een os. 3 stieren. 1 een gemest kalf. 10 varkens. In 4 gevallen werden de aangetaste dieren geheel vernietigd, in 15 gevallen gedeeltelijk, en bij 21 gevallen bepaalde zich de ziekte enkel tot de lymphklieren gelegen in keelholte en keelgang, bij de runderen de keelholteklier (relropharijngeale) en bij de varkens de keelgangsklier (submaxellairklier). Wegens baarmoederontsleking werd afgekeurd een vaars, een gemest kalf wegens bloedvergiftiging en een varken lijdende aan buikvliesontsteking; 5 paarden werden afgekeurd omreden de dieren een natuurlijken dood gestorven waren. Het afgekeurde werd onder politie-toezicht vernietigd. De worstfabrieken en slagerswerkplaatsen werden voortdurend gecontroleerd, steeds werd ter plaatse, waar zulks vereischt werd, op zindelijkheid aangedrongen. In den loop van het jaar werden eenige slagerijen door vernieuwing der bevloering en rioleering verbeterd. Ook vermeerderde het aantal slagerijen met vijf. De invoer van versch varkensvleesch, gedurende het winterseizoen door den landbouwende stand, blijft voor de slagers eene ongewenschte concurrentie. De keurmeester, A. G. MULLER.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 166