165 B. Verzameling en afvoer van vuil (mestvaalten, goten, enz.) 1. De commissie besprak de wenschelijkheid van het maken van bepalingen, waardoor het geoorloofd zou worden de dunne vloeistof in beerputten te doen overloopen in de openbare riolen. Niettegenstaande liet verboden is, geschiedt het toch dikwijls, om dat het anders zoo goed als onmogelijk is closets met waterspoeling te hebben wegens de bezwaren, die de gemeentereiniging maakt tegen het ruimen van putten grootendeels met water gevuld. De conclusie was, dat de bezwaren, verbonden aan het toestaan van den afvoer van verdunde beerputstoffen door de riolen in de openbare wateren (voornamelijk verontreiniging dier wateren), geringer waren te achten dan die, welke aan het behoud van den bestaanden toestand verbonden zijn. 2. De commissie constateerde eene overtreding van artikel 34 der verordening regelende de bouwpolitie in de gemeente Breda, luidende „Het is verboden beerputten of verzamelbakken van faecaliën te hebben of te maken onder woningen, of een woonvertrek te hebben of te maken boven een beerput of verzamelbak van faecaliën". De overtreding bestond daarin, dat er een beerput was onder de achter kamer tevens slaapkamer van perceel Haagdijk 23 en onder de huis kamer van perceel Haagdijk 25. Aan burgemeester en wethouders werd van de overtreding kennisgegeven. Tengevolge hunner bemoeiingen werd de beerput geledigd en met puin aangevuld. Een nieuwe beerput werd gemaakt op het open terrein bij perceel Haagdijk 25. 3. Een der leden van de commissie deelde in de vergadering mede, vernomen te hebben, dat de urine der paarden van de artillerie kazerne een of meermalen per jaar in de Mark wordt geloosd. Naar aanleiding daarvan werden inlichtingen gevraagd aan den directeur der gemeente-reiniging. Het bleek, dat de vloeistoffen afkomstig van de artillerie-kazerne, die in de Mark worden geloosd, voor meer dan 75 percent water zijn. De directeur verklaarde met die vloeistoffen niets te kunnen doen. Als hij ze moest weghalen, zouden ze toch in de Mark terechtkomen. 4. Door den keurmeester van slachtvee, vleesch en visch werd aan de commissie medegedeeld, dat er achter het pand Zandpoort 1 en in het pand aan den Beijerd in gebruik bij F. Hoezen, verzame lingen waren van slachtingen afkomstigen afval, terwijl de daarvoor bestemde tonnen ontbraken. Dit werd ter kennis gebracht van burgemees ter en wethouders, die de noodige maatregelen namen, tengevolge waarvan de onregelmatige toestand ophield te bestaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 192