171 betrekking had op de vleeschkeuring te Breda. De heer De Jong antwoordde, dat zijne klacht op de vleeschkeuring te Breda geene betrekking had en hij de keuring te Breda goed achtte. Dit werd aan den hoofdinspecteur bericht. 2. De keurmeester van slachtvee, vleesch en visch deelde aan de commissie mede, dat hij had afgekeurd wegens uitgebreide tuberculose eene koe, geslacht te Breda, doch afkomstig van een persoon te Ginneken, die gedurende ongeveeer 18 maanden die melk dier koe had verkocht. Afschrift van het bericht van den keurmeester werd gezonden aan de gezondheidscommissie zetelende te Ginneken en aan den heer A. J. Montens, districts-veearts te Teteringen. 3. Aan burgemeester en wethouders werd op aanraden van den heer De Iong, provinciaal veearts in het district Breda, in overweging gege ven, den keurmeester de gelegenheid te geven, een cursus in de prakti sche vleeschkeuring bij te wonen, en wel den cursus gegeven wordende te Utrecht door den heer K. Hoefnagel, directeur van het abattoir aldaar. Op voorstel van burgemeester en wethouders besloot de gemeenteraad den keurmeester bedoelden cursus te doen bijwonen op kosten der gemeente. De keurmeester ontving na afloop van den cursus het getuigschrift van bekwaamheid in de praktische vee- en vleeschkeuring. 4 Naar aanleiding van het gedeeltelijk goedkeuren door den ge meente-keurmeester van het vleesch van 2 geslachte runderen, die door den leverancier van vlees.h voor de militairen in zijne eigen zaak waren gebracht, nadat zij door den militairen keurmeester (paarden-arts) wegens tuberculose waren afgekeurd, ontving de com missie de klacht „de burgers hebben dus moeten eten wat voor de militairen niet deugde." De commissie vroeg inlichtingen aan den gemeente-keurmeester. Uit de inlichtingen bleek, dat de beide keurmeesters zich bij de keuring op verschillend standpunt stellen. Terwijl- de militaire keurmeester zich stelt op het standpunt, dat hij heeft te bcoordeelen, of de leverancier volgens contract dieren levert, waaraan niets is af te keuren, en dat hij derhalve het geheele dier moet afkeuren ook als slechts een gedeelte daarvan onbruikbaar is, stelt de gemeente-keurmeester zich op het standpunt, dat hij er voor te waken heeft, dat geen ondeugdelijk vleesch wordt verbruikt, en derhalve alleen heeft af te keuren wat ondeugdelijk is. Aan den klager werd van de door den gemeente keurmeester ver strekte inlichtingen mcdedeeling gedaan.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 198