286 nen voor onze commissie werden opgeroepen, bezoeken er sedert onze waarschuwing 51 geregeld de school, terwijl van 58 anderen dat schoolbezoek vrij geregeld kan genoemd worden. Ongeregeld bleef het schoolbezoek van 54 leerlingen, 41 hadden de school reeds voor goed verlaten, 1 vertrok naar elders, 6 zochten plaatsing op eene andere school, terwijl 2 wegens ziekte niet tot geregeld schoolbezoek in staat waren. De voornaamste grief, waardoor de leerplichtwet haar doel ten deele mist, bestaat vooral hierin, dat tal van leerlingen de school voor goed verlaten, vóórdat door hen aan de bepalingen der leer plichtwet is voldaan. In een vroeger jaarverslag vestigden wij hierop reeds de bijzon dere aandacht, en de toen uitgesproken meening, dat dit euvel nog gestadig zou toenemen, zoolang niet langs wettelijken weg op krach tige en afdoende wijze hierin werd voorzien, wordt volkomen beves tigd door de mededeelingen en inlichtingen, welke wij dienaangaan de van de hoofden der verschillende scholen mochten ontvangen. Ofschoon van regeeringswege is voorgeschreven, dat bij de afgifte van arbeidskaarten aan jeugdige personen, die nog onder de bepa lingen der leerplichtwet zouden kunnen vallen, tevens waarschu wingsbiljetten worden verstrekt, om de werkgevers voor mogelijke onaangenaamheden te vrijwaren, schijnen verschillende werkgevers zich al heel weinig te storen aan die waarschuwingen van over heidswege. Voornamelijk is dit het geval met lucifersfabrieken, waar jeugdige werkkrachten worden gebezigd. Het ware dan ook te wenschen, dat spoedig de arbeidswet in dien zin werd gewijzigd, dat gecne kinderen tot het verrichten van eeni- gen arbeid konden worden toegelaten, zoolang door hen niet aan de bepalingen der leerplichtwet is voldaan. In ons vorig jaarverslag noemden wij als een der oorzaken, welke tot het schoolverzuim aanleiding gaven, onverschilligheid der ouders en daarmede gepaard gaande verwaarloozing van de opvoeding der kinderen. Vooral wezen wij erop, dat sommige ouders hunne kinderen als vagebonden langs de straat lieten slenteren, ofwel die kinderen ex ploiteerden voor bedelarij. In verband hiermede richtten wij tot burgemeester en wethouders het verzoek, aan uwen raad in overweging te willen geven eene verordening vast te stellen, als bedoeld in art. 29 der leerplichtwet. Die verordening kwam tot stand bij uw besluit van 20 Augustus 1904.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 313