56
16 JANUARI.
X. De ter zijde bedoelde ontslag-aanvrage werd door burgemeester en
Ontsiag-aan- wethouders, met wie het misverstand niet bestond, niet ingewilligd.
college Van
'De gemeenteraad werd in de zaak betrokken, ten einde te beproeven,
brandmeesters, dat zoowel heeren opper-brandmeester en adjunct-opperbrandmeester,
als heeren brandmeesters, hunne ontslag-aanvragen zouden intrekken
en hunne steeds allerzijds hooggewaardeerde diensten aan de ge
meente Breda zouden blijven verleenen.
Eene in dien zin ingediende motie werd zonder hoofdelijke stem
ming aangenomen, na eene uitvoerige beraadslaging, waarvan deel
namen de heeren Teychiné, Van Dam, IngenHousz, Jacoby,Schel-
tus, Reigersman, Van Keppel, Rombouts en de voorzitter.
In uwe vergadering van 6 Februari 1904 werd door U met genoe
gen kennis genomen van een schrijven van het college van brand
meesters, waarin dit college, onder aanvoering van motieven, mede
deelde, dat het zijn aanvrage om ontslag introk.
16 JANUARI.
XI. in uwe bovengenoemde vergadering kwam een adres ter tafel van
verzoek eeneden heer P. L. Faes alhier, behelzende het verzoek i. m. omschreven,
wii/iio"iniT t©
biengen in heinaar aanleiding der z. i. te hooge meterhuur ten dienste ecner lift.
5Decemberi90tt" Besloten werd dit adres om prae-advies te stellen in handen van
betrekkelijk deburgemeester en wethouders en de commissie van bijstand in het
huur van water-,
meters. beheer der gasfabriek en waterleiding.
Dit prae-advies kwam ter tafel in uwe vergadering van 5 Maart
1904 en strekte, in overeenstemming met het rapport van den direc
teur der waterleiding, geen wijziging te brengen in het raadsbesluit
van 5 December 1903, en ook niet aan adressant toe te staan voor
de door hem aangeschafte lift een slagenteller te gebruiken of een
eigen watermeter te doen plaatsen zijnde de eerste niet vertrouw
baar en het laatste bij de betrekkelijke verordening verboden.
De voorzitter deelde mede, dat nog een nader adres van den
heer Faes was ingekomen, in verband waarmede de behandeling der
zaak werd aangehouden.
Opnieuw kwam de zaak bij burgemeester en wethouders en de
commissie van bijstand in het beheer der waterleiding in bespreking,
waarvan het gevolg was dat wij U, in uwe vergadering van 20 Augustus
1904, onder nadere omstandige uiteenzetting der zaak, in overweging
gaven, afwijzend op adressant's verzoek te beschikken.