61 2o. het voorstel van de commissie, dat werd aangenomen met algemeene stemmen. De nadien bij den minister van binnenlandsche zaken aange vraagde audiëntie tot mondelinge toelichting der zaak, had tot ge volg, dat door U in uwe vergadering van den 20. Juli 1904 werd kennisgenomen van 's ministers bereidverklaring om het gevraagde onderhoud toe te staan, zoodra er uitzicht zou bestaan, dat door hem de noodige voorstellen ter zake zouden kunnen gedaan worden, wat echter, naar de minister verklaarde, voorshands nog niet het geval was. Bij de behandeling der gemeente-begrooting, dienst 1905 (zitting 12 November 1904), kwam voorbedoeld onderwerp nader ter sprake. In het verslag der raadsafdeelingen kwam n.l. het volgende voor „Omtrent de hoogerc burgerschool, die aan de gemeente jaarlijks „aanzienlijke offers kost, voor een groot deel ten bate van elders „wonenden, wordt door alle leden eener afdeeling betreurd, dat (op „de staatsbegrooting 1905) slechts eene verhooging der subsidie „met f500 in uitzicht is gesteld. „Vele leden, hoezeer ook deze inrichting waardeerende, achten „het wenschelijk althans voor verdere uitbreiding te waken en tevens „ter versterking der geldmiddelen het eenig overblijvende middel te „bezigen n.l. verhooging der schoolgelden, zoo mogelijk vooral voor „de buitenleerlingen." Hierop gaven wij het volgend antwoord: „De gemaakte opmerking beamen B. en W. volkomen. Intusschen „dient er de aandacht op gevestigd te worden, dat nog geen be schikking ontvangen is op het aan H. M. de Koningin gericht adres „ter zake der hoogere burgerschool, welke beschikking, naar het „oordeel van B. en W., moet worden afgewacht. „De hoogere burgerschool drukt inderdaad zwaar op de financiën „van de gemeente." Naar aanleiding dezer schriftelijke gedachtcnwisseling, hadden ten aanzien van de kosten der hoogere burgerschool, beraadslagingen plaats, waaraan deelnamen de heeren Sassen, Scheltus, Ver- schraaqe, Van Dam en de voorzitter. Van het daarbij opge worpen denkbeeld om provinciale subsidie aan te vragen, al moge de wet het verleenen eener zoodanige subsidie niet verbieden, werd geen vrucht verwacht.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 88