65 Art. 9. Voor zoover de gemeente-inrichtingen, waaraan de werklieden ver bonden zijn, eene eigen administratie hebben, worden de pensioen gelden gebracht ten laste dier administratie. Art. 10. In alle geschillen omtrent de toepassing en de bedoeling van deze regeling wordt door burgemeester en wethouders beslist. Bijzondere bepalingen. Art. ll. Voor de werklieden, die bij het vaststellen van dit reglement in de termen vallen gepensionneerd te worden, gaat het pensioen in op 1 Juli 1904 en wordt dit jaar voor een vol jaar dienst gerekend. Art. 11a. In afwijking van het bepaalde in art. 8, zal aan hen, die op 21 Mei 1904 in dienst der gemeente waren en na twaali jaren onafgebroken dienst, wegens het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, gepension neerd worden, een minimum pensioen worden toegekend van 150, 's jaars. Art. 12. Dit reglement houdt op van kracht te zijn, wanneer te eenigertijd een rijkspensioenfonds voor werklieden mocht worden opgericht. Aldus vastgesteld door den raad der gemeente Breda, in zijne openbare vergadering van 21 Mei 1904 en gewij zigd 8 October 1904. Ed. GULJÉ, voorzitter. A. R. VERMEULEN, secretaris. 21 MEI. Het onderwerp, ter zijde genoemd, is beschreven onder de bijzon- (jere gebeurtenissen vooraan in het verslag, waarheen wij meenen Ran tot oprich-te mogen verwijzen. ting van een standbeeld voor Enkel wenschen wij te dezer plaatse te memoreeren, dat ons PrmsS\vmemiiïV00rs^e'' 0111 *en behoeve van de voorgenomen oprichting van een sa" 0ranie"Ni15"Standbeeld voor den Stadhouder Prins Willem 111 van Oranje-Nas- sau, eene bijdrage van f 1000,— te verleenen uit de gemeentekas, door U zonder bedenking werd goedgekeurd. 5

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1904 | | pagina 92