156 VERSLAG van burgemeester en wethouders aan den raadnaar aanleiding van art. 52 der woningwet. Breda, 18 Januari 1906. Aan den raad der gemeente Breda. Ons derde verslag, naar aanleiding van art. 52 der woningwet, welk verslag, uitgebracht aan den raad, wordt medegedeeld aan gedeputeerde staten, aan het college, bedoeld bij artikel 35 der wo ningwet, en aan den centralen gezondheidsraad, kan worden aange vangen met de vermelding, dat de Bouwverordening voor de gemeente Breda, welke werd vastgesteld bij raadsbesluit van 3 December 1904, in afschrift werd medegedeeld aan de gedeputeerde staten van Noord- Brabant, volgens hun bericht van 28 Juni 1905, Q, no. 63, en op 19 Juli 1905, na den 5den te voren te zijn afgekondigd, in werking trad. In het oog houdende den vorm, waarin dit verslag moet worden ingericht, wenschen wij, evenals vorige malen, de daaromtrent gege ven voorschriften op den voet te volgen. I. Voorschriften, betreffende aan de woningen te stellen eischen. 1. Voorschriften, door den gemeenteraad vastgesteld, betreffende de eischen, waaraan moet worden voldaan bij het bouwen van woningen. 1. Idem bij het geheel of voor een gedeelte vernieuwen van wo ningen. 3. Idem met betrekking tot bestaande, niet onder 2 begrepen woningen. 4. Idem door den gemeenteraad vastgesteld nopens behoorlijke bewoning; zuivering van ongedierte; afscheiding van slaap plaatsen en overbevolking. 5. Toepassing van art. 3 der woningwet. De voorbedoelde voorschriften zijn vervat in de bouwverordening voor de gemeente Breda en worden opgevolgd in elk geval waarin toepassing noodig blijkt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1905 | | pagina 179