212 Bij alle monsters was eenig bezinksel waar te nemen, bij enkele wat meer, bij andere wat minder; bij de monsters 62, 98 en 99 was het bezinksel een minimum. Dit onderzoek werd uitgebrc d door aschbepulingen, vooral van die monsters, waarbij wat meer bezinksel was waar te nemen. Normaal is een aschgehalte van 0,5—1 pCt. asch. No. 1 bevatte 0,47 pCt. asch. No. 22 bevatte 0,52 pCt. 2 0,62 23 0,60 3 0,60 62 0,67 4 0,58 72 0,49 6 0,59 98 0,77 7 0,57 99 0,60 O p OT 102 0,71 Het onderzoek op aluin geschiedde door een geneutraliseerd spirituous uittreksel van alizarine. Uit controle-proeven bleek, dat onder zekere omstandigheden met dit reactief ilso pCt. aluin nog zeer duidelijk was waar te nemen. Echter gedroegen zich niet alle monsters hetzelfde tegenover dit reactief. De monsters no. 1, 33 en 40 bleven ook na verloop van uren geel gekleurd en zulks wel ingevolge de zure reactie van het meel; de monsters no. 62, 98 en 99 waren al heel spoedig totaal uitgezakt met eene violette bovenlaag; de overige monsters hadden alle na verloop van pl.m. een uur eene vaal violette kleur aangenomen. Ook werden vele monsters nog langs anderen weg op aluin onderzocht. Geen en'tel monster bevatte aluin. Uit het onderzoek op houtstof met het mengsel van aniline, zwavel zuur en spiritus kan besloten worden, dat geen der monsters met houtstof vervalscht was. Wel werd in alle monsters, zooveel het meel als de bovenstaande vloeistof ietwat geel gekleurd, doch in geen geval zoodanig, dat men tot eenige vervalsching met houtstof zou kunnen besluiten. Controleproeven met 10 pCt. houtstof gaven een sterker geelkleu- ring dan de onderzochte monsters. Verschillende monsters werden bovendien nog aan een microscopisch onderzoek onderworpen, doch behoudens bij de nummers 62, 98 en 99, gaf dit geen aanleiding tot bijzondere opmerkingen. Wel is waar werden hier en daar in tarwemeel fragmenten (baardharen) van roggemeel aangetroffen, doch dit is meer als eene toevallige ver ontreiniging te beschouwen. Wat de nummers 62, 98 en 99 betreft het volgende Bij oppervlakkige beschouwing reeds valt terstond te constateeren,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Verslagen van de toestand van de gemeente | 1905 | | pagina 235