432
Voortdurend werd veel zorg besteed aan de plaatsing, inventari
satie en classificatie van onze verzamelingen, docli ondervinden wij
daarbij steeds meer en meer de belemmering van te weinig ruimte
en licht en bovenal het gemis van de noodige wandvlakte.
De door het museum ingenomen drie kamers, waarvan een tevens
als doorloop naar het oud-archief moet dienen, zijn ten eenemale
te klein geworden, zoodat wij reeds onderscheidene voorwerpen
elders moesten opbergen, die wij gaarne exposeeren zouden, terwijl
wij uit gebrek aan ruimte andere niet kunnen aanvaarden.
Kon voor het museum eene waardiger plaats verkregen worden
dan ware voorshands het dubbele van de nu bezette ruimte niet te
veel en zou dat tot de verdere ontwikkeling zeer veel bijdragen.
Aan het verslag van den penningmeester ontleenen wij de volgende
cijfers
Ontvangsten aan contributiën enz. over 1905 f 126,50
Uitgaven waaronder begrepen het nadeelig saldo over 1904 - 135,86
Nadeelig saldof 9,36
dat overgeschreven wordt op de rekening over het loopende jaar.
Wij eindigen dit jaarverslag met eene hernieuwde aanbeveling van
het museum in de belangstelling van het publiek. Iedere schenking
of in bruikleengeving is ons welkom en draagt er toe bij, aan velen
een bron van genoegen en studie te verschaffen, die ook in onze
omgeving alle reden van bestaan heeft en nu reeds noode zou
worden gemist.
Het bestuur van het stedelijk museum voor
geschiedenis en oudheidkunde
dr. J. F. CORSTENS, voorzitter.
J. R. VAN KEPPEL, secretaris.
Breda, Maart 1906.