28
B. Het college van het dagelijksch bestuur.
Voormeld college was op 31 December 1905 samengesteld uit de
heeren
E. H. A. Guljé, burgemeester, benoemd bij koninklijk besluit van
13 Maart 1893; herbenoemd bij besluit van 22 Februari 1899; herbe
noemd bij besluit van 24 Februari 1905.
A. P. Scheltus, wethouder, aftredende in 1911.
W. O. H. Rombouts, wethouder, aftredende in 1911.
mr. M. P. M. van Dam, wethouder, aftredende in 1908.
Zoowel de burgemeester als de wethouders waren met de heeren
P. A. Wijmer, commies (als hoofd) ten kantore van den burgerlijken
stand, en A. J. van Son (hoofdcommies ter algemeene secretarie)
ambtenaren van den burgerlijken stand.
Secretaris: A. R Vermeulen, benoemd bij raadsbesluit van 12
Mei 1888.
Ontvanger: F. F. X. Cerutti, benoemd bij raadsbesluit van 12
Maart 1892.
Mutatiën in den raad en in het dagelijksch bestuur.
In den gemeenteraad hadden geen mutatiën plaats.
In het daqelijksch bestuur der gemeente werd de heer J. A. J. W.
van Hal, als wethouder, vervangen door den heer mr. M. P. M. van
Dam. De heer Van Hal, die, bij periodieke aftreding, als raadslid was
herkozen, wenschte voor de benoeming als wethouder niet meer in
aanmerking te komen.
Nadat een betrekkelijk schrijven van den heer Van Hal in de
raadszitting van 5 September was voorgelezen, gaf de voorzitter zijn
leedwezen erover te kennen, dat de heer Van Hal, om gezondheids
redenen, gemeend had de betrekking van wethouder te moeten neer
leggen. Spreker wenschte hulde te brengen aan den grooten ijver
en de toewijding, waarmede de heer Van Hal steeds zijne functie
had waargenomen. Gedurende de 8 jaren, die hij als wethouder had
zitting gehad, had spreker hem hoogelijk leeren waardeeren om de
ongeëvenaarde toewijding en de kalme voortvarendheid, waarmede
hij steeds de belangen der gemeente voorstond; eene toewijding en
voortvarendheid, die eerbied afdwongen en vriendschap tevens. Het
deed spreker dan ook groot genoegen, dat de heer Van Hal nog